zaterdag 13 augustus 2011

Gedicht

Opeens was het daar, interesse in, of beter gezegd nieuwsgierighied naar gedichten. Nooit eerder in deze mate gehad.
Er kwamen soms wel gedichten voorbij die me aanspraken maar dan vergat ik ze weer. In het verleden ergerde het me om een gedicht te lezen, omdat ik er niks van begreep. Ik wilde gewoon niet geconfronteerd worden met een tekst die ik niet snapte en dus lag het aan het gedicht en niet aan mij, vond ik. Gelukkig word je niet alleen ouder, maar ook wat wijzer.

Voor mijn werk met dementerende ouderen zocht ik vaak wel passende gedichten op internet. Ik heb een mapje samengesteld met allerlei gedichten, versjes en korte verhaaltjes, zodat ik ik altijd wat bij de hand had als zich een moment voordeed om er iets uit voor te lezen. De mensen luisterden stil en aandachtig en vonden het mooi. Even de alledaagse werkelijkheid verlaten om te reizen in de wereld van het woord (citaat uit: ‘Luisteren in je leunstoel’).
De manier van voorlezen is wel belangrijk: Creatief gebruik van stemgeluid, gezichtsuitdrukking, oogcontact en lichaamstaal.

Dus ik bekeek gedichten vooral op geschiktheid voor mijn doelgroep.
Ook probeerde ik wat moeilijkere gedichten, het maakte niet uit of de mensen het begrepen, de woorden of de cadans was vaak al genoeg (zoals bijvoorbeeld Denkend aan Holland van Hendrik Marsman).

Ooit verbaasde een mevrouw me: Van een gedicht wist ze precies de woorden nog. Bij m’n eerste zin ging zij direct het hele gedicht voordragen. Soms was ze even een woordje kwijt, maar als ik dat dan zei, kon ze weer verder. Aan het eind van het gedicht kregen we steevast samen een brok in de keel. Zij waarschijnlijk door de herinnering en ik weer door haar reactie.
Dat gedicht was Winterstilte van Jacqueline E. van der Waals (1868-1922):



Winterstilte
De grond is wit, de nevel wit,
De wolken, waar nog sneeuw in zit,
Zijn wit, dat zacht vergrijzelt.
Het fijngetakt geboomte zit
Met witten rijp beijzeld.

De boom houdt zich behoedzaam stil,
Dat niet het minste takgetril
't Kristallen kunstwerk breke,
De klank zelfs van mijn schreden wil
Zich in de sneeuw versteken.

De grond is wit, de nevel wit,
Wat zwijgend tooverland is dit?
Wat hemel loop ik onder?
Ik vouw de handen en aanbid
Dit grootsche, stille wonder.