Blauwe reigers (Ardea cinerea) … ik hoor vaak dat mensen
op ze mopperen … ze vreten m’n vijver leeg, ze schijten de boel onder, ze zijn
wreed in hun voedselvoorkeur, zoals jonge eendjes snaaien.
Ik mag ze wel, misschien zijn ze niet zo spectaculair als zilverreigers
of purperreigers, toch vind ik ze mooi. Die prachtige wenkbrauwstreep.
Hun karakteristieke stand aan de waterkant, soms op één poot, de nek
ingetrokken, onverstoorbaar. Hun trage wiekslag. Hun aanpassing aan de
verstedelijking.
Ik heb nog meer met ze … toen ik een paar jaar geleden fietsend naar
het sollicitatiegesprek voor m’n eerste baan in de zorg, telde ik onderweg wel
dertien reigers! Hoewel voor de meesten 13 ongeluk betekent, is het voor mij
een geluksgetal. Ik wist toen gelijk dat het goed zat.
In dat verpleeghuis hadden de PG-afdelingen vogelnamen. Ik kwam te
werken op afdeling Reiger. Toevallig hè.
Nu zie ik ook vaak reigers onderweg en in gedachten groet ik ze altijd.
Soms klinkt er een antwoord als ze opvliegen, rauw, diep en naargeestig … kunnen ze niks aan
doen, zo is hun geluid nou eenmaal.
Nogmaals, ik mag ze wel.