zaterdag 23 februari 2019

Ondertussen in de Tuin


De jeneverkruiken die langs het middenpad in de grond stonden, hebben we er toch maar uitgehaald. Ik weet nog niet wat er mee te doen, we hebben ze maar even opgestapeld bij het moestuintje in wording, tot we een goed idee krijgen.



Tja, de Boeddha's. Op het dakterras in Gouda vond ik ze erg leuk. Hier vind ik ze niet zo passen. Maar wegdoen vind ik ook lastig. Ik heb ze ooit gekregen van Henny en heb ze al heel lang.
We besluiten de Grijze achterin de tuin te zetten, onder de hulst. Ik moet zeggen dat tie daar wel past. En hij mag ook overwoekerd worden.
Links van hem heb ik de daslook van Domies Toen geplant.





Door het mooie weer schieten nu, naast de sneeuwklokjes, ook krokussen en narcissen in de bloei.
Wel erg vroeg allemaal.
Ik las dat egels die wakker worden niets te eten vinden, en dat geldt ook voor de lieveheersbeestjes, er zijn nog geen luizen.
Stel je voor, dat de winter nog terugkomt.



De merel scharrelt lekker rond, verder genieten we van kool- en pimpelmeesjes, roodborstje, winterkoninkje, grote bonte specht, vinken en een keep.
Een dikke hommel kwam ook voorbij. Verder barst het van de muggen, waarschijnlijk komen ze uit al die vijvers die hier nog zitten. Nou, ja, muggen zijn in ieder geval voedsel voor wie ze lust.
Deze boerenkrokussen heb ik snel uitgegraven terwijl de bomenkapper bezig was. Ze staan nu bij de rozen van Jan. Die heb ik gesnoeid en ze lopen veelbelovend uit.




Al het kleine brandhout heb ik verplaats naar het houthok achterin. Dus is er weer een deel leeg van het oude houtopslagwrak. Nog tweederde te gaan en dan kan het worden gesloopt.



Deze dode stammen blijven als twee wachters voorlopig nog wel staan. Ik geef bomen en plekken in de tuin namen, zodat het makkelijker praat over wat en waar ik bedoel.

Ze heten nu Anárion (links) en Isildur (rechts):


Een van de weinige scenes die me bijgebleven in film In de ban van de ring (Tolkien), is waar de bootjes op de rivier varen en twee gigantische beelden passeren.
Het zijn de poorten van Argonath en dit monument stellen de koningen Anárion en Isildur voor. Ze hebben hun linkerhand opgeheven om de reizigers te waarschuwen dat zij Gondor betreden.
Dat vond ik heel indrukwekkend. Verder vond ik de film niet zo, omdat het grootste deel vooral gewelddadig was, en daar hou ik niet van.
Nu er zoveel bomen weg zijn, kan ik dit deel van de tuin ook niet meer ‘bos’ noemen. Meestal zeg ik langs de takkenril, maar dat is wel een erg lang stuk.
Als ik nu iets over een bepaalde plek zeg: Bij Anárion of bij Isildur, weet Henny ook waar ik bedoel.